Bij fraudebestrijding hoort fraudepreventie en rechtsbescherming

Vorige week bereikte de Vivaldi regering een akkoord over het tweede actieplan tegen fiscale en sociale fraude van Minister van Financiën Vincent Van Peteghem. Het plan kadert in de ambitie van de regering om vanaf 2024 jaarlijks één miljard euro extra inkomsten te generen met de aangescherpte strijd tegen fraude. Om dit doel te bereiken worden er opnieuw een aantal opmerkelijke initiatieven gelanceerd.

Vooreerst voorziet de regering in de mogelijkheid voor de fiscale administratie om via dwangsommen bedrijven te verplichten toegang te verlenen tot bedrijfsgebouwen en digitale gegevens. Om deze maatregel te verantwoorden stelt de Minister, in de persmededeling dat “de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) wel vaker geconfronteerd wordt met bedrijven die bij een inval de elektriciteit afzetten om de toegang tot computers onmogelijk te maken.” Dat discussies over de toegang tot computers meestal betrekking hebben op feit dat de fiscale administratie, naast boekhoudkundige stukken, ook de pure privé-gegevens van de belastingplichtige wil aftappen, is de Minister blijkbaar ontgaan. Nochtans, waarom zou de belastingplichtige zijn emailverkeer met pakweg Hot Marijke of de correspondentie met zijn advocaat over een echtscheiding met de fiscus moeten delen?

Daarnaast voorziet het actieplan ook in een verlenging van de fiscale onderzoeks- en aanslagtermijnen. Tot nu kon de fiscus bij aanwijzingen van fraude zeven jaar in de tijd teruggaan om belastingplichtigen te controleren en te taxeren. Deze termijn wordt nu opgetrokken tot tien jaar en zal niet enkel gelden bij aanwijzingen van fraude, maar ook voor complexe, grensoverschrijdende aangiftes met bijvoorbeeld transfer pricing, internationale transacties en juridische constructies.

Dat de regering oog heeft voor fraudebestrijding is op zich te begrijpen. Fraude heeft immers geen plaats in onze maatschappij. Maar het past hier toch wel om een paar kanttekeningen te plaatsen bij het beleid van de Vivaldi regering, die wat de aanpak van fraude betreft, in hetzelfde bedje ziek is als de regering Michel en de regering Di Rupo.

Om te beginnen moet worden opgemerkt dat de regering haar budgettaire fraudedoelstelling van 1 miljard euro per jaar, enkel probeert te bereiken via repressie, dwz via het versterken van de onderzoeksbevoegdheden van de fiscale administratie en de samenwerking tussen justitie en fiscus. De regering blijkt geen oog te hebben voor fraudepreventie en lijkt niet geneigd stil te staan bij de oorzaken van fiscale fraude en deze aan te pakken. Het gaat hier dan in hoofdzaak om de hoge belastingdruk en de ongelijke verdeling van de belastingdruk, twee factoren die de katalysator vormen voor de zwarte economie, die volgens de jaarlijkse studie van professor Friedrich Schneider, in ons land in 2021 nog steeds 16,1% van het Bruto Binnenlands Product bedroeg. Dat is een pak hoger dan in onze buurlanden. Niet frauderepressie maar wel fraudepreventie is de grootste budgettaire winfactor bij de aanpak van fraude, maar dat politiek besef is er blijkbaar niet.

Daarnaast blijkt de regering ook stomdoof en stekeblind te zijn voor de fiscale rechtsbescherming. Ja er zijn belastingplichtigen die fraude plegen, maar er zijn evengoed fiscale ambtenaren die zich bezondigen aan allerlei vormen van misbruik, zoals het niet respecteren van de wettelijke grenzen van hun onderzoeksbevoegdheden of de schending van het beroepsgeheim. En tegen dergelijke vormen van misbruik heeft de belastingplichtige quasi geen verhaal, maar daar heeft ook de huidige regering geen oren naar. Nochtans voorziet het regeerakkoord dat er moet worden ingezet op “taxificatie”, met name: “Er zal een fiscaal charter worden ingesteld, evenals een gedragscode inzake wederzijds respect en professionalisme om de betrekkingen tussen de fiscale controlediensten en de ondernemers in het kader van de fiscale controles en fraudebestrijdingsprocedures te verbeteren”, maar tot op heden is hier niets van in huis gekomen.

Waarom is er bijvoorbeeld nog steeds geen Comité F waar de belastingplichtige ongeoorloofde controlepraktijken van de fiscale administratie kan aankaarten? Voor misbruiken van politie- en inlichtingendiensten, is er respectievelijk het Comité P en het Comité F, maar voor misbruiken door fiscale ambtenaren is er niets.

En wat met het rechtsherstel als vaststaat dat de fiscale administratie op een ongeoorloofde manier in het bezit is gekomen van fiscaal bewijsmateriaal? Thans stelt de rechtspraak dat onrechtmatig verkregen bewijs door de fiscale administratie eigenlijk zonder meer kan gebruikt worden, tenzij in zeer uitzonderlijke omstandigheden. Deze rechtspraak heeft er ondertussen toe geleid dat de fiscale administratie volgens het Hof van Cassatie gerechtigd is om in de KB-Lux zaak zonder probleem gebruik te kunnen maken van bewijzen die werden verkregen na een in scène gezette huiszoeking. Is dit in overeenstemming met de principes van een rechtstaat? Ik dacht het niet. Hier zouden naar Nederlands voorbeeld stappen gezet kunnen worden om te voorzien in rechtsherstel bij onrechtmatig verkregen bewijs, is het niet door de bewijsuitsluiting, dan wel door bijvoorbeeld een lagere sanctionering.

Checks and balances, daar draait het om. Althans in een rechtstaat die naam waardig.

Auteur: Michel Maus, medeoprichter Fiscaal Ideaal